zondag 17 april 2016

Kunstwerk

Zoals zo veel Maastrichtenaren bracht een tante van mij, en haar vriend de zomer van ’73 door in hun caravan op de camping. Maar terwijl de meesten dit vlak over de grens in België deden, stonden zij lekker rustig op een camping in het Geuldal. Juist ja, camping het Geuldal. Uiteraard gingen mijn ouders daar regelmatig op bezoek en speelden mijn broertje en ik in en langs de Geul. Deze camping lag recht tegenover een groeve die natuurlijk ook onze belangstelling had. Het waren maar een paar gaten, meer niet, maar voor ons een groot avontuur. De vriend van mijn tante had ontdekt dat boven deze gaten nóg een groeve lag. Toen hij ons dit vertelde waren we natuurlijk niet meer te houden en hij beloofde ons dat we de volgende keer dat we kwamen, we deze groeve zouden bezoeken. Een week of wat later, en na wat gezeur, gingen we weer op bezoek. Na “noonk Jacques” aan zijn belofte herinnerd te hebben gingen we op pad. Via het pad omhoog, langs de boswachterswoning, bereikten we de ingang. Veel kan ik me er niet van herinneren, ik was jong en inmiddels heb ik zoveel groeven bezocht dat het allemaal wat vaag is wat en wanneer een en ander gebeurde. Maar één ding kan ik me wel nog herinneren, en dat is ook de reden waarom ik dit schrijf.

Tijdens dit bezoek kwamen we we bij een aardpijp uit. Mijn vader (die altijd wel voor een avontuur te vinden was) ontdekte dat de modder aan de voet van de aardpijp bestond uit hele fijne klei. Als kunstenaar zag hij natuurlijk meteen de mogelijkheden hiervan. Aangestoken door zijn enthousiasme gingen we snel terug naar de camping om een schep en enkele zakken te halen. echter, in ons jeugdig enthousiasme vergaten we dat we voorzichtig langs de boswachterswoning moesten zijn en stormden langs het huis naar boven.

Voorzichtig werd de toplaag afgeschraapt (de onderste laag bevatte mergel van de vloer) en in de meegenomen zakken gedaan. Hiermee bezig, stond ineens de boswachter achter ons die natuurlijk wilde weten wat wij aan het doen waren. 

Na wat gefoeter liet hij ons onze gang gaan op voorwaarde dat we zo snel mogelijk vertrokken. 

Eenmaal thuis werd de klei in een mal gegoten zodat er een 7 cm dikke plaat van het formaat 95x35 cm ontstond. Hier in werden figuren uitgestoken zodat een soort bas-relief in typische jaren ’70 stijl ontstond. uiteraard mochten wij helpen. Dit stuk was veel te groot voor een oven en dus werd het zongedroogd. Na een tijd was het door en door droog en werd in de zijgevel van mijn ouderlijk huis, en nu mijn huis is, geplaatst. Waar het zich nog steeds bevindt. Elke keer als ik er naar kijk, zie ik bovenstaand verhaal weer voor me.

En zeg nu zelf; wie kan er nu zeggen dat hij in het bezit is van een kunstwerk dat gemaakt is van klei uit een groeve.

Heel veel later leerde ik deze groeve als de leeraarsgroeve kennen. Maar dat het om deze groeve gaat had u al begrepen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten